Door Henk Jan Kastein, roeier bij de ”OL” en secretaris van de StBRW.
Onlangs wees ik het Argo bestuur er op dat het Argo verhaal uit de oudheid op verschillende manieren in verschillende media aan bod kwam. Secretaris Marlies Koerts noemde dit leuke feiten. Zij stuurde mijn berichten intern door naar de Mediacommissie. Dat resulteerde in een verzoek om deze feiten voor u op een rij te zetten. Bij deze.
De avonturen van Jason
Tijdens menig botendoop -en gelukkig zijn die er nog al eens, de laatste tijd- zien en horen we de voorzitter van Argo worstelen met de klassieke vertaling van de Argo-saga. Tegenwoordig is er een meer toegankelijke tekst beschikbaar. In het laatste boek van Stephen Fry, “Helden”, worden ook de avonturen van Jason beschreven.
In het voorwoord schrijft Stephen Fry dat het boek “Helden” een soort vervolg is op zijn boek “Mythen”. Dat is zijn hervertelling van het verhaal van de oorsprong van alles. In “Helden” vertelt Stephen Fry de verhalen van de stervelingen uit de mythologie. Hij beschrijft de belevenissen van onder meer Perseus, Herakles, Oedipus en Jason.
Een hervertelling is het zeker, want Stephen Fry schrijft het niet op als droge kost. Hij hanteert een gemoedelijke verhaaltrant, die wat doet denken aan de vertelstijl uit de kookboeken van Jamie Oliver. Stephen Fry voegt in voetnoten allerlei achtergrondinformatie toe. Hij legt ook uit dat de avonturen van Jason zijn overgeleverd via verschillende geschriften. Per schrijver kan het verschillen wie de Argonauten waren, welke avonturen ze beleefden of welke plaatsen ze aandeden.
Achterin het boek “Helden” is een “Wie is wie” opgenomen, waarin de oerwezens en de stervelingen in alfabetische volgorde worden genoemd en besproken. Heel handig tijdens een wandeling door de botenloods, wanneer je wilt achterhalen naar wie een schip is vernoemd.
Jason kreeg als taak het gulden vlies op te halen. Voor zijn reis had hij een stevig en goed uitgerust schip nodig. Dit liet hij bouwen door Argos, en het unieke schip werd bekend onder de naam Argo, ter ere van zijn maker. Het schip kreeg net als een gewone galei een roeidek.
Er waren echter een paar noviteiten. Nog nooit was een zeewaardig schip uitgerust met meer dan één mast. De roeibanken werden voorzien van leren kussens. Niet voor het comfort, maar om de roeiers in staat te stellen naar voren en naar achteren te schuiven, zodat ze niet alleen de kracht van hun rug, maar ook de kracht van hun benen konden benutten voor hun slag. Deze innovatie, die was bedacht door stuurman Tifys, zou van vitaal belang blijken voor de expeditie.
Eén van de moeilijkheden die ze onderweg moesten overwinnen, was dat ze tussen de Botsende Rotsen door moesten varen. Wanneer iemand passeert, schuiven de rotsen met verbluffende snelheid naar elkaar en klappen tegen elkaar aan. Alleen wie sneller vaart dan een duif vliegt, komt er door zonder verpletterd te worden. De duif, die de Argonauten als test tussen de rotsen door lieten vliegen, verloor haar staartveren.
De Argonauten moesten dus roeien alsof hun leven er van af hing. Eén van de Argonauten was de zanger, poëet en componist Orpheus. Orpheus trommelde op een houten kist om de roeiers aan te sporen en het tempo aan te geven. Orpheus was zo bang dat ze het niet zouden halen, dat hij het tempo steeds sneller opvoerde, en riep: ”Trek dan, schobbejakken”. Opeens waren ze er doorheen.
De rotsen zouden elkaar nooit meer raken. Sindsdien ligt de Bosporus open voor de scheepvaart.
Meleagros wees er op, dat ook de Argo haar staartveren miste. De rotsen hadden het laatste stukje van de roersteven meegenomen.
De roeiers hadden nog een appeltje met Orpheus te schillen. “Trek dan, schobbejakken?” Ze pakten Orpheus bij zijn armen en benen en jonasten hem het water in. Zo ontstond de tot vandaag bestaande traditie, dat de winnende ploeg zijn stuurman in het water gooit.
Het gulden vlies
Aanvullend doe ik melding van een artikel in de Volkskrant van 19 februari 2019. Het Streekmuseum in Tiel beschikte als “topstuk” over een miniatuur gulden vlies, die in 1559 door Philips II zou zijn geschonken aan de Tielse edelman Claes Vijgh.
Het vlies begon te corroderen en bleek dus niet van echt goud te zijn, maar een “fopstuk”. Als je goed keek was dat eigenlijk altijd al zichtbaar.
In het museum zijn ook enkele zalen gewijd aan Flipje van het Tielse fruit. Een commentator schreef: “De directeur bestiert een jammuseum, maar weet niets van antiquiteiten”.