Argonautika Uitgelicht #1: Hoe dient het Argolied gezongen te worden?

By 29 oktober 2020Evenementen

Hoe dient het Argolied gezongen te worden?

Niet zoals we het nu doen

Tekst: Femke Schootstra

Ik herinner me nog goed dat ik samen met mijn jaargenoten op een donkere langtong stond. De hele matrix kreeg een papiertje in de handen geduwd. Daarop stond het notenbeeld en de tekst van het Argolied, nauwelijks te lezen met het beetje kaarslicht. Het lied werd voorgezongen en je probeerde het zo goed mogelijk na te doen. Later kwam ik er wel achter dat het helemaal niet zo belangrijk  was om het lied zo netjes op de melodie te zingen. Zolang je de woorden goed en vooral hard zong, deed je het prima. Jammer, vond ik. En dat vind ik nog steeds: behalve volume, zou er iets meer muzikaliteit in kunnen zitten!

“Niet zelden heb ik twee verschillende Argoliederen door elkaar heen gehoord, omdat we het blijkbaar niet met elkaar eens zijn over het tempo.”

Bij de NasCies ging het mij opvallen dat het tempo nogal een dingetje is. Niet zelden heb ik twee verschillende Argoliederen door elkaar heen gehoord, omdat we het blijkbaar niet met elkaar eens zijn over hoe snel het lied gezongen moet worden. Als ik mijn twee centen mag delen: we zingen het veel te traag en maken het zo een slepend en suf lied. Ik sprak onze trouwe ex-bootsman Dorus Jansen en vroeg hem wat hij over het Argolied dacht. Hij verklaarde dat het lied geleidelijk aan is vertraagd in de laatste decennia van zijn 38 jaar durende dienst. ‘Ik vond het altijd al een redelijk saai lied, maar wanneer het ook nog zo langzaam gaat, is helemaal alle energie eruit.’ Volgens mij bestaat er een idee dat traag gelijk staat aan statig, en statig aan eervol. En het schijnt soms een ding te zijn dat iedere vereniging zo lang mogelijk te horen wil zijn, wanneer het gebeurt dat de liederen door elkaar heen gezongen worden? Ik vind dat maar een stom verhaal, en heb het ook nog nooit op die manier meegemaakt. Als het aan mij ligt gaan we dan ook flink wat tempo’s omhoog en gooien we er wat meer karakter tegenaan.

Behalve tempo, blijft het volume ook achterwege. We verraden namelijk dat we eigenlijk veel luider kunnen zingen dan we doen, wanneer we ons geslacht dapper verdedigen. Plots klinken twee keer zo hard dan de frases daarvoor, de mannen- en vrouwenstemmen die kom kerels en kom dames roepen. Het doet mij altijd erg kinderachtig aan, een beetje zoals de jongens tegen de meisjes taferelen op de basisschool. En over die tweestrijd gaat het lied toch echt niet? Het lijkt me helemaal niet zo gek idee om voortaan kom lieden, wij roeien te zingen. Niet omwille van de veelbesproken discussie rondom gender-gelijkheid, maar gewoon zodat de aandacht bij de goede dingen komt te liggen. Maar ik kan me voorstellen dat de tekst er zo hard ingebakken zit bij iedereen, dat dit niet zomaar aangepast wordt. Doe dan in ieder geval gewoon normaal met je volume, als je het mij vraagt.

“Plots klinken twee keer zo hard de mannen- en vrouwenstemmen die kom kerels en kom dames roepen.”

Ik was wel eens benieuwd naar de liederen van andere roeiverenigingen. Hoe zit het daar met de inhoud en uitvoering van hun liederen? Een groot deel heb je ooit eens gehoord bij het erevlot, maar je kent ze niet echt goed. Wie daarentegen wél alle verenigingsliederen kent, is Oud Argonaut Jan Klok. Op de Argo Sprint in 2013, het honderdjarige jubileumjaar van Argo, studeerde hij ze stuk voor stuk in op de piano. Voor deze speciale editie zou hij bij alle overwinningen het zingen op het erevlot te begeleiden. Alhoewel, zingen..?

Ik was blij een medestander te vinden in de mening dat het uitvoeren van de verenigingsliederen vaak meer op brullen lijkt dan op zingen. Klok betreurde dit vooral voor de oude corporale liederen, waar een groot deel van de muzikaliteit verloren is gegaan. Vol enthousiasme vertelde hij over de prachtige arrangementen van de liederen van Triton, Njord, en ook Argo. Over de bijzondere toonsoortwisselingen en dissonanten: tonen die met elkaar wringen en dan weer mooi oplossen. Hij vertelde over de pianobegeleiding, waar lang geleden een lid zijn muzikaliteit in heeft gestopt, maar die helaas niet zo vaak meer gehoord worden.

‘Zo gaat het Njordlied toch niet’, was de reactie van zijn vrouw toen hij het lied van de oude roeivereniging thuis aan het instuderen was. Hij speelde het wel echt precies zoals het in de bladmuziek opgeschreven stond! Blijkbaar wordt ook dit lied tegenwoordig niet meer zo gezongen als het ooit bedacht was. De ouderwetse melodieën klinken ons ongewoon in de oren en zijn daardoor moeilijk aan te leren. Resultaat is dat de bijzondere motieven zijn gedegenereerd tot eentonige klanken. Maar wellicht past het ook niet echt meer in de tijd om deze oude composities helemaal correct uit te willen voeren?

“Het Gyas-lied: ‘Wie ons naakt die slaan we dood.’ Wie verzint dat nou weer?”

Aan de andere kant van het spectrum heb je de nieuwere knorrenliedjes. Een veelgehoord commentaar op de muziek van tegenwoordig: het zit allemaal wel erg simpel in elkaar, de basis ligt bijna altijd in een viertal akkoordjes. Veel enthousiasme kan ik ook niet bespeuren voor de liedjes van bijvoorbeeld Orca en Thêta bij Jan Klok. Hij verklaart dat de meeste jongere verenigingen, of zo niet alle, de melodie van een bestaand lied geleend hebben en daar hun eigen bedachte tekst opgezet. De woorden ‘op het niveau van Zanger Rinus’ en ‘volledig tekstueel verkracht’ vallen. Gekscherend noemt hij een zin uit het lied van Gyas: Wie ons naakt die slaan we dood. Wie verzint dat nou weer? Toegegeven is dat ze het door de simpliciteit wel voor elkaar krijgen om de liedjes goed uit te voeren. Maar, een echt prestatie is dat dan ook niet.

Terug naar het Argolied: in de context geplaatst van de andere verenigingsliederen vind ik dat de historie en goede compositie van ons lied iets toevoegt aan onze identiteit. Maar dat valt allemaal in het niet wanneer het vervolgens slecht gezongen wordt. Wat mij betreft steken we wat meer energie in ons lied zodat we het tenminste degelijk kunnen zingen.

Zo zie ik bijvoorbeeld voor me hoe in kleinere groepjes, nauwgezet het Argolied ingestudeerd wordt. Een aantal leden krijgt de eretaak om deze groepjes te onderwijzen. Omdat ieder individu gehoord wordt, moeten de aspiranten wel hun best doen. De onderwijzer kan zich lekker uitleven op hen die  het niet goed genoeg doen. Vervolgens wordt uiteindelijk het lied met de hele groep ingezet en klinkt er een machtig Argolied (dat daarna, hoe dan ook, eens lekker wordt afgezeken door de kamprechter). Zo’n opzet heeft veel meer kans van slagen dan met 250 man op een grasveld gaan staan met een zangcommissie op vijftig meter afstand. Onze dubbelleden zullen het misschien doorzien hebben, maar eigenlijk is dit niet echt mijn eigen fantasie. Het is namelijk gewoon precies hoe ze het op onze moedervereniging Ceres aanpakken. Misschien kunnen we daar wat inspiratie van opdoen voor ons eigen eerstejaarsweekend. Ook lijkt het me erg leuk als de pianobegeleiding weer eens uit de oude doos tevoorschijn wordt getoverd, bijvoorbeeld tijdens het zingen bij NasCies. Voorwaarde is dan wel dat er een klinkende piano in de kantine aanwezig is, die niet onmiddellijk door brallende leden op de brandstapel gegooid wordt.

Dus ik vat voor u samen, als het aan mij ligt zingen we het lied voortaan als volgt: ons volume is het hele lied net zo hard als dat we nu alleen trots kom kerels of kom dames brullen. En nog belangrijker: het tempo is een stuk hoger! En als het dan nog even kan zingen we dezelfde melodie en op dezelfde toonhoogte. Misschien moet ik wat dat laatste betreft mijn verwachtingen even bijstellen, want ik weet ook: we blijven toch een studentenvereniging. Maar daar hoort ook trots bij. Trots op onze vereniging, trots op ons lied.