Uit de oude doos: Argo tijdens de Tweede Wereldoorlog

By 5 mei 2023Evenementen

5 Mei: een dag van blijdschap, feestelijkheden, maar vooral vrijheid. Overal in Nederland wordt deze dag gevierd, maar waarschijnlijk nergens zo uitbundig als in Wageningen. Dat komt natuurlijk omdat geen Nederlandse stad zo onlosmakelijk verbonden is met 5 mei als Wageningen.

Het is de stad waar Hotel De Wereld gelegen is. De plek waar op 5 mei 1945, onder toeziend oog van Prins Bernhard, de Duitse generaal Blaskowitz de capitulatievoorwaarden van de Canadese generaal Foulkes ondertekent en accepteert. De Duitse overgave is een feit en Nederland is eindelijk vrij; een historisch moment in de Nederlandse geschiedenis.

Maar die bevrijding kwam er natuurlijk niet zomaar. Daar waren vijf zware oorlogsjaren aan voorbij gegaan. Oorlogsjaren waarin overal in Nederland veel verzet is geleverd. Zo ook in Wageningen, zo ook door Argonauten. Laten we eens wat dieper duiken in de verhalen hierachter. Wat is de rol geweest van Argo in het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog? Wat zijn de gevolgen hiervan geweest? En hebben Argonauten het leven gelaten voor de vrijheid?

Argo komt de Duitse inval goed door. Het botenhuis blijkt wonderwel totaal onbeschadigd. Eind mei neemt het studentenleven al weer zijn gewone gang en Argo schrijft gewoon weer ploegen in voor roeiwedstrijden. Al bedraagt dit in 1940 maar één wedstrijd: de Koninklijke te Amsterdam. De wedstrijd levert weinig bevredigende resultaten op. Vanwege het door de Duitse bezetter steeds moeilijker wordende botentransport wordt er dat seizoen niet meer aan andere wedstrijden deelgenomen. 

In 1941 vinden er meerdere wedstrijden plaats. Op de zondag van de Triton-Lustrumwedstrijden wordt het nieuws dat Duitsland Rusland is binnengevallen zelfs met gejuich ontvangen, omdat de studenten veronderstellen dat dit het begin van het einde betekent van Nazi-Duitsland en dus de bezetting.

Na de zomervakantie van 1941 komt er echter een einde aan het tot dan toe relatief normale leven op Argo. Op 22 oktober vaardigen de Duitsers een verbod uit voor Joden om lid te zijn van niet-economische organisaties, waaronder ook studentenverenigingen vallen. De WSC besluit de werkzaamheden van het Corps te schorsen. Als ondervereniging van Ceres sluit ook Argo de deuren van haar botenhuis. De toenmalige secretaris, Jan de Konink, schrijft de bestuursmededeling over de sluiting. Hij zal het einde van de oorlog niet meer meemaken en zal de heropening dus nooit zien. Uiteindelijk zal Argo pas vier jaar later zijn deuren weer openen. 

De Wageningse studenten worden steeds meer aan banden gelegd. Begin maart 1942 wordt er door de Duitsers een ‘gemachtigde voor de Wageningsche studentenverenigingen’ benoemd. Deze Siebrand Rispens, een NSB-er en voormalig WSC-lid, heeft als taak alle verenigingen te fuseren en vervolgens de oorspronkelijke verenigingen op te heffen. Hij legt beslag op de eigendommen van Argo. In de zomer van 1942 wil hij Argo te beschikking stellen aan alle Wageningse studenten. Hiervoor vraagt hij de bemiddeling van het bestuur en de (pro-Duitse) Rector Magnificus Mees van de Landbouwhogeschool (zo heette de WUR destijds), maar de eisen van het bestuur en Rispens liggen blijkbaar dermate ver uit elkaar dat het zover nooit is gekomen. En van de rector hoeft Argo dus ook niet veel hulp te verwachten. Hierna maken NSB-ers af en toe gebruik van de boten en bak van Argo. Dit is het teken voor penningmeester Werner Tölke om met behulp van roeivereniging Jason een deel van de boten weg te halen en in de steenfabriek achter zijn ouderlijk huis in Veessen (bij Deventer) te bewaren. Hij heeft Wageningen dan al ingeruild voor de Middelbare Landbouwschool in Groningen en nadat hij zijn opleiding daar in 1943 heeft afgerond, vestigt Tölke zich ook in Veessen. Daar wordt hij actief in het plaatselijke verzet; hij helpt talloze onderduikers en is betrokken bij het verbergen en helpen ontsnappen van geallieerde militairen.

Argonauten gaan zich steeds meer afzetten tegen de Duitsers. In de kantine van het botenhuis wordt een spottende Hitler-pop gevonden met een bord “Hier ruhet unser geliebten Führer Adolf Hitler”. Mede door dit soort tegenwerkingen uit de Wageningse studentenwereld levert de verbitterde Rispens de Duitsers een namenlijst met hun voornaamste tegenstrevers, die daarop tot arrestaties overgaan. De gevangengenomen studenten komen later weer vrij, maar in maart 1943 verlangt de bezetter een zogenaamde loyaliteitsverklaring van alle Nederlandse studenten om hun studie voort te kunnen zetten. Dit weigeren de meeste Wageningse studenten, maar het gevolg hiervan is dat ze zich moeten aanmelden voor de gedwongen arbeidsinzet in Duitsland (de Arbeitseinsatz). Om dit te ontkomen, duiken velen onder. Anderen melden zich aan om hun familie geen problemen te bezorgen, want de Duitsers dreigen met represailles. Hierdoor loopt de hogeschool leeg en in deze periode komt het studentenverzet in Wageningen echt op gang.

De bekendste Argonaut in het verzet is waarschijnlijk Henk Sijnja. Hij speelt een prominente rol in het Wageningse verzet en in de nacht van 2 op 3 januari 1943 ontvreemdt hij samen met drie anderen het bevolkingsregister uit het stadhuis. Hierin staan gegevens van mannelijke Nederlanders die de Duitsers nodig hebben met het oog op de Arbeitseinsatz. Ze nemen alle persoonskaarten achter op de fiets mee en gooien deze in een moeras. Dit was de eerste overval op een bevolkingsregister tijdens de oorlog en deze actie vindt daarna in het hele land navolging. Als represaille worden 21 studenten van de Landbouwhogeschool als gijzelaars overgebracht naar Kamp Amersfoort en later Kamp Vught. Één van hen zal daar overlijden.

Een andere gedenkwaardige verzetsdaad van Sijnja is de liquidatie van de SD-infiltrant Cornelis Iprenburg. Deze Iprenburg had al vijf leden van een Wageningse verzetsgroep verraden. Zij zouden in een Duits concentratiekamp terechtkomen, waarvan er twee het niet zouden overleven. Het Wageningse verzet besluit dat Iprenburg geliquideerd moet worden. Na een eerste mislukte aanslag is het Sijnja die de genadeklap toebedeelt. Iprenburg ligt na de eerste aanslag gewond in het ziekenhuis. Via de behandelende arts Jan Boes weet Sijnja op welke zaal de verrader ligt. Gekleed in een Duits uniform bezoekt hij Iprenburg en schiet hem dood met een pistool dat hij in een bos bloemen heeft verstopt. Hierna duikt hij onder in Almelo. Jan Boes wordt de volgende dag thuis doodgeschoten door twee Nederlandse SS’ers. Henk Sijnja overleeft de oorlog en wordt secretaris in het eerste naoorlogse Argo-bestuur. Hij volgt dus Jan de Konink op, de man die Argo vier jaar eerder heeft moeten sluiten. Helaas geldt voor De Konink niet hetzelfde lot.

Jan de Konink duikt samen met vier studiegenoten onder in Noord-Brabant, nadat ze de loyaliteitsverklaring weigeren te tekenen. Daar verrichten ze veel verzetswerk. Ze zijn vooral actief met het verbergen van neergestorte geallieerde piloten in hun schuilplaats. Met behulp van valse paspoorten worden deze piloten via Brussel naar Parijs gebracht. Wanneer zo’n smokkeling op een dag mislukt, de piloot met begeleider stappen per ongeluk door noodweer een café vol Duitsers binnen, is de hulplijn ontdekt en vallen de Duitsers snel daarna de schuilplaats binnen. Jan de Konink wordt samen met een van de studiegenoten opgewacht door de Duitsers en ter plekke gearresteerd. De andere drie weten te ontkomen. De studiegenoot gooit uit wanhoop zijn dagboek met daarin de namen van de geholpen piloten in een buiten-wc, maar wordt gedwongen die weer eruit te halen. De studenten worden veroordeeld tot Nacht und Nebel; ze moeten spoorloos verdwijnen in de Duitse kampen, zonder dat hun nabestaanden iets over hun lot te weten komen. Uiteindelijk wordt bekend dat Jan de Konink op 31 januari 1945 in het concentratiekamp Sonnenburg met een groep verzetsstrijders is gefusilleerd. 

Wat vaak wordt vergeten is dat ook vrouwen van Argo een belangrijke rol hebben gespeeld in het verzet. Het waren niet alleen de mannen die dapper hebben gestreden tegen de bezetter. De tweeling Eltien en Neeltje Krijthe, die in de periode 1930-1936 deel uitmaken van succesvolle Argo-stijlroeiploegen, vestigen zich na hun afstuderen in 1934 in boerderij Wolfswaard. Dit gebouw, gelegen in de uiterwaarden niet ver van Argo, wordt tijdens de oorlog een plek waar tal van verzetsactiviteiten plaatsvinden. Het is een veilige haven voor gewapend verzet, Joodse onderduikers en Britse piloten. Ook Henk Sijnja kwam er vaak. De zussen zijn vanaf het begin van de oorlog betrokken bij klein verzetswerk. Ze zijn vooral vanaf november 1942 belangrijk geweest door Joodse onderduikers onderdak te bieden. Op 20 mei 1944 doet de Sicherheitsdienst echter een inval en worden de zussen samen met de onderduikers gearresteerd. Via Kamp Vught komen ze in Ravensbrück terecht. Neeltje overleeft het kamp, maar Eltien overlijdt daar op 4 maart 1945 aan ziekte en uitputting.   

Gelukkig zijn er verzetshelden van Argo die de oorlog hebben overleefd. Iemand als Henk Sijnja is zelfs daarna toegetreden tot het bestuur. De meeste andere Argonauten hebben ook het einde van de oorlog gehaald, maar helaas ook velen niet. Argonauten in het verzet zijn doodgeschoten op straat door de SD, gefusilleerd door SS’ers, vermoord in concentratiekampen en omgekomen door ziekte en uitputting onder erbarmelijke toestanden. Anderen hebben het leven gelaten tijdens bombardementen en luchtaanvallen. Van sommigen is jarenlang niets bekend geweest over hun noodlot nadat ze spoorloos waren verdwenen. Maar al deze dappere Argonauten hebben gevochten voor onze vrijheid. Ze zijn niet voor niets gestorven. Dus koester die vrijheid, geniet en vier feest vandaag, maar onthoud aan wie we dat te danken hebben. Dertien Argonauten hebben de vrijheid nooit meer meegemaakt. Opdat we ze nooit vergeten. 

Foto 2: Henk Sijnja geniet na de Tweede Wereldoorlog weer van het roeien